**** MYANMAR **** een eerste indruk – een warm onthaal (NL)

Mijn eerste nacht in Myanmar: het land waar je -naar het schijnt- super moeilijk onderdak kunt vinden omdat je niet zomaar overal mag verblijven als toerist, klop ik aan bij een tempel en word ik binnengelaten. Het is een tempel waarbij je eerst zo’n 100 treden omhoog moet klimmen. Ik kijk omhoog terwijl ik van mijn fiets afstap. Ga ik hier al mijn tassen en mijn fiets omhoog zeulen? Het moet maar denk ik. Er is niets in de buurt en het wordt nagenoeg donker. Daarbij heb ik de laatste vijftien kilometer geklommen om de top van deze berg te bereiken en een afdaling in het donker lijkt me allesbehalve een goed idee. Ik klim de trappen op met mijn voortassen al in de hand. Het voelt lichtelijk voorbarig om met mijn spullen te gaan sjouwen alvorens ik de mensen in de tempel om toestemming heb gevraagd, maar mijn realiteitsbesef zegt me dat deze aanpak me een extra klim van 100 treden kan schelen. En dus loop ik omhoog met mijn tassen in de hand. Ik loop omhoog met mijn tassen in de hand en vraag me af: zou ik twee of drie keer op en neer moeten lopen? Eerst maar eens vragen of het goed is.

Ik kom bovenaan de trappen -lichtelijk onder de indruk van de zwaarte- en loop naar het huisje wat aanvoelt als de gemeenschappelijke ruimte. Toch lijkt het meer op een huisje dan op een tempel bedenk ik me. Als ik binnenloop richting de deur, zie ik een man en een vrouw. Geen monnik. Ik houd mijn handen tegen elkaar voor mijn borst gedrukt als ik ze groet. Dat ik hier ben met de fiets: ‘Tjakajaan’, op weg naar Kawkareik maar dat het nu donker is en of ik hier mag blijven voor de nacht. Tenminste dat is wat ik ze zou willen vragen, want ik heb de woorden nog niet. Ik kijk de man aan, en het is pijnlijk duidelijk: ik ben vandaag een grens overgestoken, ik ben (nog niet) bekend met deze nieuwe taal. Hoewel ik bij de grensovergang nog had gevraagd naar ‘hallo’ en ‘dankjewel’ in het Birmaans, was ik beide woorden twee seconde later weer vergeten. Dankjewel was iets dat begint met ‘jesu’ maar dat was het dan ook. Niettemin, de man begrijpt mijn gebaren, zoals de meeste mensen mijn gebaren begrijpen wanneer je in de schemering als dame alleen aan de deur klopt of voor een huis verschijnt.

Toch raakt het me iedere keer opnieuw als de mensen me met open armen ontvangen. Alsof mijn bezoek was aangekondigd. De man vraagt me binnen te komen, zodat hij me beter ziet. Ik besef me dat ik buiten in de schemering sta en mijn pet nog op heb. Snel doe ik mijn pet af en zodra ik mijn gezicht laat zien wijst de man me met een vriendelijke lach op zijn gezicht naar de kleedjes binnen op de vloer. Het voelt een beetje als een herberg, als een schuilplaats. Het voelt bijna alsof ze voorbereid zijn op toevallige gasten.Ik dank de man vriendelijk, al weet ik nog altijd het woord voor bedankt niet. Ik dank hem opnieuw met mijn handen voor mijn borst en de fysieke uitstraling van dankbaarheid. Want dat ben ik. Ik vraag hem zonder taal naar mijn fiets en ik wijs naar beneden. Ik maak de ‘pedaal-trap-bewegingen’ met mijn armen om mijn vraag te verduidelijken en dan wijs ik naar de kleine berging voor het huisje. ‘Wacht, ik ga mijn fiets halen’ zeg ik zonder taal. ‘Dat is goed’ antwoord de man zonder woorden.

Terwijl ik de traptreden naar beneden loop besef ik me, dit gaat stiekem nog super zwaar worden… ik denk dat het méér dan 100 treden zijn. En ik denk terug aan de Mai-Thai lessen (Thaise vechtsport) in Chang Mai, waarbij ze ons met alle plezier deze 100 treden omhoog zouden sturen. Met een stopwatch in de hand. En ik lach in mezelf; zelfs die berg die ik vandaag ben op gefietst valt in het niets bij deze fysieke missie. Maar goed, als het zo is.. dan is het zo. Ik haal de tassen van mijn fiets en in de tussentijd komt de man naar beneden gelopen, de trappen af. Hij kijkt naar mijn fiets, en tilt hem op. Terwijl ik nog altijd onder de indruk ben van hoe licht mijn fiets wel niet is zonder bagage, lijkt hij niet zo onder de indruk zijn. Hij kijkt omhoog, vervolgens naar mijn fiets, en ik zie hem denken…. Ik wacht af… want ik heb geleerd dat je je altijd afwachtend moet opstellen in situaties als deze.

Als je in de avond bij mensen aanklopt ga je altijd mee in de orde die er heerst. Je sluit je aan bij de gewoonten en gebruiken van de mensen waarbij je verblijft, je gaat daar niet zomaar even de dienst uitmaken of nieuwe ideeën opperen. Hebben de mensen bij wie je verblijft al gegeten, dan eet je niet, ondanks de 100 km die je zojuist hebt gefietst. Staan ze op het punt om te gaan eten en nodigen ze je uit, dan sluit je aan. Eten ze met hun handen, dan jij ook. Slapen ze op een dun matje of simpelweg op de vloer, dan ga je niet je fancy-lichtgewicht-luchtbedje opblazen, dan slaap ik ook op de grond. Kortom, je respecteert de gewoonten en gebruiken, en gaat daar niet zomaar iets aan toevoegen of tegen inbrengen. De man overweegt de situatie. Hij is hier thuis, dus ik wacht af.

Wacht zegt de man, zonder woorden, en hij wijst naar de schuur aan de overkant van de weg. Hij roept naar boven en even later komt de dame naar beneden gelopen, diezelfde treden af, met een sleutelbos in haar hand. De man probeert de eerste sleutel in het slot, de tweede en dit scenario gaat vervolgens een kleine tien minuten door. Totdat de dame wordt teruggestuurd, de trappen op, alle 100 of meer, om even later terug te keren met een zaklamp in haar hand en een nieuwe sleutelbos. Niemand raakt er ongeduldig. Terwijl ik mezelf afvraag of ik niet teveel vraag met deze spontane verschijning in de avond is daar van hen uit niets wat dit bevestigt. Met een vriendelijke lach en alle geduld gaat dit ‘zoek-de-juiste-sleutel-voor-het-slot’ nog even door. Dit is de goede sleutel denk ik, bij een van de laatste opties. Dit moet hem zijn. Alsjeblieft laat dit hem zijn.

Ik begin me langzaam lichtelijk zorgen te maken over het scenario waarin we ons bevinden. Ik weet namelijk zeker dat ze me, in het geval dat de succesvolle match uitblijft, zouden helpen om al mijn spullen naar boven te slepen en dan zou ik me wel écht bezwaard voelen. Het slot gaat open en alle drie maken we een klein sprongetje van vreugde. Er zit geen deur in het schuurtje, het zijn planken die je kunt verschuiven en waarmee je ze één voor één uit de kleine opening kunt halen. Ik duw mijn fiets als eerste naar binnen. Perfect zeg ik. Mijn fiets is twee planken breed. Vervolgens leg ik mijn tassen binnen en ik haal er wat spullen uit om me om te kleden en mijn slaapzak, voor het geval dat. Al weet ik dat dat ongetwijfeld niet nodig is, toch neem ik hem mee. Samen lopen we de treden opnieuw omhoog en ik weet het nu zéker: het zijn er meer dan 100.

Eenmaal binnen aangekomen neem ik plaats in de hoek van de woonkamer. Of gebedskamer. Ik denk namelijk dat deze kamer beide functies heeft. Ik observeer het kleine altaar in de hoek van de woonkamer: met bloemen, wierook, en foto’s van (ongetwijfeld bekende) gebedsplaatsen en monniken in hun rode gewaad. Er heeft inmiddels een monnik plaatsgenomen in de woonkamer, hij laadt zijn telefoon op en kijkt tv. Dit alles gaat niet zomaar vanzelf, hij moet de bedrading meerdere malen wijzigen om deze taak te volbrengen. Later zou ik er achter komen dat ze in deze regio van Myanmar maar enkele uren per dag stroom hebben, in de avond. En zo was dit het moment bij uitstek voor de monnik om zijn elektronische zaken op orde te brengen.

De monniken dragen hier rood, bordeaux rood, van dat fluwelen stof. In Thailand dragen ze veelal oranje. Mooi is dat, hoe dat in ieder land verschilt (en soms zelfs per regio). Ook wanneer het hun gebruiken en tempels betreft. Zo voelden de tempels in Vietnam meer Chinees aan, met grote drakenkoppen en andere sierlijke beesten. En hier in Myanmar voelt het meer Indisch aan. Al ben ik in beide landen nog nooit geweest (zowel India als China) (al gaat daar binnenkort verandering in komen), toch kun je dat intuïtief aanvoelen. En veelal klopt die intuïtie dus gewoon. Mooi is dat.

Terwijl ik de boel observeer wordt me koffie gebracht. Een grote kan warm water, drie zakjes oploskoffie en een mok. Ik kijk hem dankbaar aan met het bewuste gebaar. Ik val om van de honger. De smaak van koffie doet me goed. In vergelijking met water zit er namelijk heel veel energie in koffie. Ik voel dat de energie, en ongetwijfeld de suiker, direct door mijn lijf wordt opgenomen. De man vult de kleine koffievoorraad aan met twee zakjes noodles. ‘Je zult wel honger hebben’ zegt hij me zonder woorden, alsof hij mijn gedachten kan lezen. Bescheiden maak ik het eerste zakje noodles klaar. De noodles smaken naar karton maar toch is mijn lijf blij met de warme vulling die het krijgt.

Ik denk terug aan de maaltijden in Laos waar er dagen waren die bestonden uit enkel sticky-rice en bananen, voor zowel ontbijt, lunch en …. ­­­diner, waarbij je zorgvuldig moest calculeren hoeveel je at en overhield voor je volgende maal. En al klinkt het waarschijnlijk alles behalve ideaal, ik geniet hier van. Schaarste maakt je bewuster. Schaarste geeft de dingen haar waarde. Het is de overvloed, die de dingen van hun waarde ontdoet.

Na het eten vraag ik met een tandenborstel in mijn hand naar de ‘badkamer’. Niet dat ik er van uitga dat er een badkamer is, maar meer om er achter te komen wat hier de gebruiken zijn. De vrouw toont me een bak water in de keuken en dan loopt de man met me mee naar een wc buiten in de tuin. De dame loopt me tegemoet en wijst naar een groot reservoir buiten. ‘Om te wassen’, zegt ze me terwijl ze met haar handen over haar armen wrijft. Eigenlijk hoef ik me niet per se te wassen, bedenk ik me, ik heb me immers gisteren nog gedoucht, maar ik weet dat het beter is om de goedbedoelde voorstellen uit te voeren: om verwarring te voorkomen. Dus ik haal mijn kleine reishanddoekje uit mijn tas en ik loop naar de keuken om mijn tanden te poetsen. Al zoekend naar de bevestiging dat dit inderdaad de bedoeling is zie ik de geruststellende aanwezigheid van twee tandenborstels. Dit gat in de vloer, naast het keukenblok, is inderdaad de wastafel.

Ik loop naar buiten met mijn handdoekje, nu begint het echte werk. Nu wordt het interessant. Iets zegt me dat de mensen hier buiten baden en dat ze hun lichaam dan bedekken in een doek. Iets zegt me dat ik dat niet ga doen: het ontbreekt me op dit moment namelijk aan zo’n doek. Die zit nog in mijn tas, op mijn fiets, onderaan al die traptreden, opgeborgen achter slot en grendel. En hoewel ik hier als nuchtere westerse dame niets op tegen heb om me hier buiten in mijn hemdje en mijn onderbroek te wassen. Iets zegt me dat ik dat als dame op een heilige plek, omringd door monniken, niet echt kan maken. Dus met enige creativiteit bedenk ik een plan B: ik douche me wel op de wc. Zoveel verschilt een wc namelijk niet van een badkamer. Beide hebben een kleine waterreservoir met een plastic bakje: en dat is wat op de meeste plekken in Azië doorgaat voor: jawel: de douche.

Het water doet me goed. Ik kom schoon terug in de woon/gebedskamer en zie dat mijn slaapplek in de tussentijd is opgezet. Er hangt een doek in de woonkamer  die als muur fungeert en er ligt een dekentje achter. Op dat dekentje ligt een dikker deken en een kussen. Twee stuks naast elkaar. De vrouw tovert een super groot muggennet uit iets wat eerder leek op een parasol en daarmee heeft ze zowaar een super knus klein slaapplekje gecreëerd voor deze spontane gast. Ik dank haar vriendelijk, want dankbaar dat ben ik, en ik ga slapen, tenminste dat is wat ik mezelf had voorgenomen. Als de dame na een uur terugkomt, en ik nog altijd aan het schrijven ben in mijn dagboek, nodigt ze me uit voor het avondgebed.

Ik volg de dame op de voet, voorzichtig want ditmaal is het volledig donker. Nadat we opnieuw wat treden oplopen komen we bij de tempel uit. Het is een bijzondere plek, dat voel je meteen. De vrouw steekt wat kaarsjes en wat wierook aan. Ze pakt een kleedje en gaat zitten op de grond, voor één van die kleine tempelhuisjes en je voelt meteen dat dit geen willekeurige keuze is. Ze kijkt me aan en nodigt me uit om naast haar plaats te nemen op de grond. Zonder woorden. En terwijl ik daar zit, in alle stilte en opperste concentratie, met het gezang van haar gebed op de achtergrond, op deze voor mij willekeurige plek, krijg ik kippenvel bij het besef: hoe gelukkig ik me wel niet mag prijzen met dames als deze aan mijn zijde. Het zijn de ontelbare vrouwen, over de hele wereld verspreid, die me binnenlaten en me welkom heten, in dat stukje van de wereld wat voor hen zo vertrouwd is en bekend. Het is onbetaalbaar, dat gevoel: te weten dat je welkom bent.

De volgende ochtend, vraagt de man me met enthousiasme mee voor een ochtendwandeling naar de tempel voor het dagelijkse ochtendritueel. De offers zijn in alle nauwkeurigheid voorbereid; kleine schaaltjes met rijst en broodkruimels, met koekjes en limonade. Daar gaan we dan. Geen idee wat me te wachten gaat staan maar natuurlijk stem ik toe. Ik volg zijn voetsporen trouw, zoals een leerling haar meester volgt, en na een kleine tocht van dertig minuten verschijnen we aan de voet van de tempel die zich op, jawel, de top van de berg, bevindt.

Met fascinatie kijk ik hoe de dame en de man hun gebruikelijke rituelen uitvoeren waarmee ze de monniken bijstaan om de tempel te onderhouden. Van een afstandje zie ik hoe de offers worden vervangen en de bloemen worden ververst. Hoe de monniken hun dagelijkse rituelen ondergaan. En terwijl ik deze rituelen vanuit de zijlijn aanschouw denk ik: ja! Dit is nu waarom ik fiets. Om hier te zijn, op een plek, die eerder nog zo willekeurig leek, en te zien hoe deze plek in één dag haar betekenis kreeg. Dit is waarom ik fiets. Daar kan geen studie filosofie of humanistiek tegenop. Dit gaat alle boeken te boven.

De afdaling wordt ingezet en trouw volg in de weg terug. Zoals een leerling haar meester volgt. Nadat me verschillende keren wordt gevraagd of ik tocht echt niet nóg een dag wil blijven en of ik toch wel écht genoeg heb gegeten om de fietstocht voort te zetten is het tijd om gedag te zeggen en worden diezelfde traptreden die eerder zo eindeloos hoog hadden geleken, bergafwaarts ingezet.

Samen halen we mijn fiets uit de twee-planken-brede-opening van het schuurtje en zeg ik de man en de vrouw gedag. Vervuld van dankbaarheid, want dankbaar, dat ben ik.

Terwijl ik de eerste haarspeldbocht inga op de fiets, en zie hoe de man me vanuit de verte in alle vertrouwdheid uitzwaait, besef ik me des te meer hoe bijzonder dit alles wel niet is. En ik hoor mezelf denken, als ik vol gas mijn afdaling inzet: dit is nou precies, waarom ik fiets!

Mijn eerste nacht in Myanmar,
en ik voel me nu al thuis.

-LIEFS-

Janneke

IMG_9643

IMG_9908

IMG_9902

IMG_9895

IMG_9870

IMG_9868

IMG_9859

IMG_9679

IMG_9694

IMG_9685

IMG_9702

IMG_9699

IMG_9712

IMG_9715

IMG_9718

IMG_9723

IMG_9719

IMG_9728

IMG_9729

IMG_9730

IMG_9732

IMG_9733

IMG_9734

IMG_9738

IMG_9740

IMG_9743

IMG_9744

IMG_9746

IMG_9747

IMG_9748

IMG_9749

IMG_9752

IMG_9753

IMG_9754

IMG_9756

IMG_9762

IMG_9764

IMG_9765

IMG_9767

IMG_9769

IMG_9770

IMG_9771

IMG_9778

IMG_9780

IMG_9781

IMG_9783

IMG_9784

IMG_9785

IMG_9787

IMG_9788

IMG_9790

IMG_9794

IMG_9795

IMG_9796

IMG_9799

IMG_9800

IMG_9803

IMG_9814

Related posts